Paragraaf financiering

Treasuryfunctie en -beleid
Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. En dit op een zodanige wijze, dat risico’s en kosten worden geminimaliseerd en opbrengsten worden geoptimaliseerd.

De wettelijke kaders voor de uitvoering van de treasuryfunctie liggen onder andere vast in de wet financiering decentrale overheden (fido) en de daarbij behorende ministeriële regelingen en de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof). De kaders voor de treasuryfunctie zijn vastgelegd in het Treasurystatuut. Daarin ligt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vast in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Ook besteedt het treasurystatuut aandacht aan de bevoegdheden en administratieve organisatie.

Schatkistbankieren
Om beter te kunnen voldoen aan de door Europa gestelde begrotingsdiscipline is sinds 15 december 2013 een daartoe strekkende wijziging van de wet financiering decentrale overheden (fido) van kracht. Met ingang van die datum zijn decentrale overheden verplicht tot schatkistbankieren zonder leenfaciliteit. Dit betekent dat overtollige kasmiddelen niet langer ‘in de markt’ uitgezet kunnen worden maar alleen bij 's Rijks schatkist, zijnde het ministerie van Financiën. Dat is van grote invloed op de treasuryfunctie en – opbrengsten van decentrale overheden.

In ‘s Rijks schatkist kan een decentrale overheid middelen aanhouden in rekening-courant en/of in deposito’s met een looptijd variërend van een week tot maximaal 30 jaar. Over het dagelijkse saldo in rekening-courant wordt de daggeldrente (het zgn. Eonia-tarief) vergoed. De te vergoeden rente op deposito’s is gelijk aan de percentages waartegen het Rijk zelf leent op de geld- en kapitaalmarkt. Omdat de actuele rentetarieven historisch gezien extreem laag zijn en soms zelfs negatief, is expliciet bepaald dat de aan decentrale overheden te vergoeden rente nooit negatief kan zijn. Alle rentepercentages worden dagelijks vastgesteld op basis van de actuele marktrente.

Uitzettingen uit hoofde van de publieke taak blijven voor decentrale overheden mogelijk. Zo kunnen ook na invoering van het verplicht schatkistbankieren leningen worden verstrekt aan derden of eigen vermogen aan verbonden partijen.
Daarnaast kunnen decentrale overheden er als alternatief voor het aanhouden van overtollige middelen in ‘s Rijks schatkist voor kiezen om schulden af te lossen en/of aan elkaar leningen te verstrekken (los van de publieke taak).

Bij onderling te verstrekken leningen gelden twee voorwaarden. Ten eerste mag er geen verticale toezichtrelatie bestaan tussen geldverschaffer en lener en ten tweede dienen onderlinge leningen aan het CBS te worden gerapporteerd op een nog nader te bepalen wijze. Gelden mogen uitsluitend worden uitgezet in de vorm van hoofdsomgarantieproducten of vastrentende waarden.

Beleidskader 2017 - 2020
Verwacht wordt dat de komende jaren sprake zal zijn van een afnemend liquiditeitsoverschot. De huidige lage lange tarieven zullen onder invloed van de gematigde economische ontwikkeling iets gaan oplopen. Deze verwachting impliceert dat uitzettingsbeslissingen niet alleen worden gebaseerd op hoe de werkelijke korte en lange tarieven zich op dat moment tot elkaar verhouden maar zeker ook op de verwachte ontwikkelingen daarvan.
Omdat de rentevergoeding op de verplicht bij het Rijk aangehouden kasoverschotten achterblijft bij de geldende vergoedingen in de markt zal bekeken worden in hoeverre overtollige middelen rentedragend kunnen worden uitgezet bij andere decentrale overheden. Dit is een mogelijkheid die onder het schatkistbankieren bestaat en beter zal renderen dan het aanhouden van tegoeden in de vorm van deposito’s bij het Rijk. Hierbij zal mogelijk gebruik worden gemaakt van de standaardisatie van contracten die BNG Vermogensbeheer B.V. (onderdeel van de Bank Nederlandse Gemeenten) kan bieden. Afhankelijk van de te behalen rendementen kunnen uitzettingen ook plaatsvinden via andere hierin gespecialiseerde financiële instellingen.
In situaties van (vooralsnog) tijdelijk liquiditeitstekort wordt er naar gestreefd om de financieringslasten tot een minimum te beperken. Afhankelijk van het verschil tussen de geldmarkt- en de kapitaalmarktrentes wordt er in eerste instantie voor gekozen om incidentele tekortperioden te overbruggen met de goedkoopste financiering. Afgezet tegen de tarieven voor de kortere looptijden voor kort geld (d.w.z. perioden tot 1 jaar), kan het voordelig zijn om de rekening-courantfaciliteit bij BNG (maximaal) in te zetten. Deze wijze van financiering wordt beperkt door de maximaal aan te trekken hoeveelheid korte middelen die tot uitdrukking komt in de kasgeldlimiet. Daarnaast zijn de verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de geldmarkt- en de kapitaalmarktrente uiteraard een belangrijke andere factor bij het bepalen van het tijdstip waarop en van de looptijd waarvoor eventueel gelden worden aangetrokken.

Financieringspositie 2017
Begin 2017 bestaat de beleggings- en financieringsportefeuille ad € 30,5 miljoen naar verwachting uit:

Tabel 15  Verwachte beleggingsportefeuille per 1 januari 2017   (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Looptijd

Bedrag per 1 januari 2017

Gemiddeld rente-percentage

Expiratie

Uitgezette gelden

Rabo lening

10 jaar

15.000

4,7

09-07-19

BNG rekening courant

352

0,0

dag.opvr.

Langlopende leningen u/g

3.829

div.

Schatkistbankieren rekening courant

11.283

0,0

dag.opvr.

Overige langlopende uitzettingen

Saldo uitzettingen en opgenomen middelen

30.464

Ontwikkeling liquiditeit
In de berekening van de korte termijn, liquiditeitsprognose dienen de lange termijn-/ kapitaalmarkt uitzettingen en financieringen buiten beschouwing te worden gelaten. Aldus gecorrigeerd heeft het bovenstaande overzicht van de beleggings- en financieringsportefeuille van begin 2017 naar verwachting een overschot aan kort geld van ca. € 11,6 miljoen in zich.
In 2017 zal de afname van de liquiditeit zich verder voortzetten totdat halverwege 2019 de lang uitgezette Rabo-lening wordt afgelost. De liquiditeit zal hierdoor verbeteren.
Binnen het door het van kracht zijnde schatkistbankieren dient bezien te worden in hoeverre de verwachte overliquiditeit lang renderend uitgezet zal kunnen worden.

In onderstaande prognosebalans is afgestapt van het tot in de begroting voor 2016 gehanteerde uitgangspunt om de meerjaren balans op te stellen in de veronderstelling dat alle uit eerdere besluitvorming openstaande (investerings-) kredieten aan het eind van het lopende begrotingsjaar zijn uitgegeven. Uitgegaan wordt van een behoudende doch realistische inschatting van de ontwikkeling van de investeringsuitgaven van rond de € 4,0 miljoen per jaar.
De oude handelswijze bracht met zich mee dat de hier gepresenteerde geprognosticeerde waarde van de rekening courant met het Rijk aan het begin van het begrotingsjaar af zal wijken van de waarde zoals die uit de jaarrekening zal volgen en dat voor een groot deel voor het gerealiseerde onderuitputting op de investeringsuitgaven. Daarnaast kan onderuitputting optreden op de exploitatie; dit ‘risico’ blijft bestaan. Deze aanpassing brengt een hogere voorspellende waarde voor de verwachte liquiditeitsontwikkeling en de in de paragraaf weerstandsvermogen vermelde financiële kengetallen met zich mee.

De in de financiële begroting en bijlagen opgenomen bedragen voor balansposten zijn uiteraard nog wel opgesteld conform de huidige besluitvorming; van een aangepaste investeringsplanning en liquiditeit en daarmee gepaard gaande vermindering van de eventueel als dekking dienende reserves, is daar geen sprake.

Tabel 16  Geprognosticeerde balans   (bedragen x € 1.000)

Boekwaarde per 31 december

2016

2017

2018

2019

2020

ACTIVA

Materiële vaste activa

Volgens staat C

39.735

38.214

35.915

33.754

31.586

Financiële vaste activa

langlopende uitzettingen

15.000

15.000

15.000

0

0

langlopende leningen u/g

3.829

3.784

3.739

3.694

3.649

deelnemingen

455

455

455

455

455

Voorraden

MPG (bouwgrondexploitaties)

0

0

0

0

0

Uitzettingen < 1 jaar

vorderingen openbare lichamen *

3.430

3.430

3.430

3.430

3.430

Rek Courant met Rijk ***

11.283

7.801

5.233

20.807

22.670

Rek Courant niet financieel *

139

139

139

139

139

Overig *

3.511

3.511

3.511

3.511

3.511

Liquide middelen **

352

470

435

431

425

Overlopende activa *

3.429

3.429

3.429

3.429

3.429

Totaal activa/investeringen

81.162

76.232

71.285

69.649

69.293

PASSIVA

Eigen Vermogen

Algemene reserves

39.264

33.600

32.700

32.700

32.700

Bestemmingsreserves

16.878

19.338

15.635

14.469

14.511

Vreemd Vermogen

Voorzieningen

18.349

16.633

16.299

15.839

15.451

Vaste geldleningen

463

453

443

433

423

Kortlopende schulden < 1 jaar *

3.395

3.395

3.395

3.395

3.395

Overlopende passiva *

2.813

2.813

2.813

2.813

2.813

Totaal passiva/financieringen

81.162

76.232

71.285

69.649

69.293

*Voor deze posten die eigenlijk uit de bedrijfsvoering volgen, is uitgegaan van het 2-jaarsgemiddelde van de jaarrekeningen over 2014 en 2015.
** Voor de post liquide middelen is uitgegaan van het maximaal onder het schatkistbankieren aan te houden banksaldo van 0,75% van het begrotingstotaal.
*** De ontwikkeling van het financieringssaldo wordt weergegeven in de ontwikkeling van de post rekening courant met het Rijk.

Netto schuldquote (al dan niet gecorrigeerd voor alle leningen)
Omdat Wassenaar geen langlopende geldleningen heeft aangetrokken, geen leningen heeft (door)verstrekt aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen en dit voorzienbaar de komende tijd ook niet zal doen, bedraagt de verwachte netto schuldquote per 1 januari 2017 ongeveer -54,5% en gecorrigeerd voor alle leningen -61,3%. Aan het eind van 2017 zijn deze waarden naar verwachting afgenomen tot respectievelijk -47,6% en -54,3%. Deze ontwikkeling komt overeen met afname van het leningenoverschot van ongeveer € 3,4 miljoen.

Renteontwikkeling 2017
Sinds de laatste aanpassing van 10 maart 2016 door de Europese Centrale Bank van het tarief voor de herfinancierings(refi)rente bedraagt deze de historisch lage 0,00%. Banken kunnen dus gratis kort geld lenen bij de ECB. Op de interbancaire geldmarkt geldt evenwel een nog lager 3-maandstarief van bijna –0,30%.
De ECB blijft een ruim monetair beleid voeren en koopt tot maart 2017 nog maandelijks € 80 miljard aan staatsleningen en dergelijke op. Dit draagt er toe bij dat de Nederlandse economie in 2016 en 2017 met naar verwachting respectievelijk 1,6% en 1,4% groeit (was 2,0%) bij een inflatie van 0,7% in 2016 en 1,5% in 2017. De korte rente loopt waarschijnlijk nog iets verder terug. De lange rentetarieven zullen onder invloed van het gematigd economisch herstel oplopen.
Uitgaande van het Economisch beeld van BNG van 18 juli jl. wordt een korte (3 maands)rente van ca. -0,40 % verwacht voor kasgeld eind 2016. De depositovergoedingen van het agentschap van het Ministerie van Financiën lopen daardoor ook in 2016 iets verder terug naar –0,5%.
De verwachting voor de 10-jaarsrente aan het begin van 2017 bedraagt afgerond 1,0 %. De verwachte gemiddelde 10-jaarsrente over 2017 bedraagt 1,2 %.

Rente- en beleggingsresultaat 2017
Op basis van bovenstaande ontwikkelingen en verwachtingen wordt in 2017 per saldo een positief rente- en beleggingsresultaat van in totaal € 824.000 geraamd. In dit resultaat is een bate van € 705.000 opgenomen voor de € 15,0 mln. Rabo-lening uit hoofde van de eerste tranche verkoopopbrengst van het gemeentelijk belang in Nuon Energy. Daarnaast is voor de ambtenarenhypotheken per saldo een bate van ca. € 75.000 geraamd.

Risicobeheer
Alle treasury-activiteiten vinden plaats binnen de kaders, richtlijnen en limieten als vastgesteld in het Treasurystatuut en overige wetgeving (voor zover deze niet in het Treasurystatuut zou zijn verwerkt).

Toezichtnormen
De kasgeldlimiet stelt een bovengrens aan de netto-vlottende schuld en beperkt daarmee het renterisico op de korte schuld. De limiet wordt bepaald voor korte financiering met een rente-typische looptijd van maximaal 1 jaar en wordt gerelateerd aan het begrotingstotaal.
Met een begrotingstotaal van ca. € 62,8 miljoen bedraagt de kasgeldlimiet voor 2017 € 5.337.000 (8,5%). Ten opzichte van de begroting voor 2016 neemt hierdoor het bedrag met € 476.000 toe dat aan korte termijnfinanciering kan worden aangetrokken ter financiering van de publieke taak.

Tabel 17  Prognose kasgeldlimiet 2017   (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

1e kwart.

2e kwart.

3e kwart.

4e kwart.

1

Gemiddeld liquiditeitssaldo (bruto)

11.635

10.794

9.953

9.112

2

Kasgeldlimiet

5.337

5.337

5.337

5.337

3

Ruimte onder de kasgeldlimiet (2+1)

16.972

16.131

15.290

14.449

4

Overschrijding van de kasgeldlimiet (2+1)

-

-

-

-

5

Minimaal aan te trekken lange financiering 2017 (cumulatief) (4)

-

-

-

-

Zoals eerder gesteld heeft het liquiditeitsoverschot een structureel karakter dat in de loop van het huidig meerjarenperspectief zal afnemen (dit voornamelijk als gevolg van voorgenomen investeringen en het intensiveren van het onderhoud van de openbare ruimte).
Het is onwaarschijnlijk dat de kasgeldlimiet in 2017 zal worden overschreden. Er zal derhalve geen lange financiering worden aangetrokken.

Het renterisico op de lange financiering (langer dan een jaar) wordt beperkt door de renterisiconorm die aangeeft in hoeverre er sprake is van een verantwoord geachte spreiding van aflossingen en herfinanciering in de leningenportefeuille. Spreiding dient te voorkomen dat in enig jaar een relatief groot deel van het vreemd vermogen geherfinancierd dient te worden en/of dat renteaanpassing plaats zal vinden in perioden waarin de rente relatief hoog is. De renterisiconorm zorgt er voor dat rentestijgingen vertraagd doorwerken op de rentelasten en –baten in enig jaar. Overschrijding van de renterisiconorm betekent dat de gemeente in een bepaald jaar een groter renterisico op de bestaande lange schuld loopt dan de toegestane 20% van het begrotingstotaal.

Ervan uitgaande dat in beginsel eerst in de tijdelijke liquiditeitsbehoefte zal worden voorzien met goedkoper kort geld en dat daarvan slechts wordt afgeweken om overschrijding van de kasgeldlimiet te vermijden en rekening houdend met de vrijvalkalender van de financieringsportefeuille, laat de eerder geschetste ontwikkeling van de gemeentelijke liquiditeitspositie zich vertalen in het navolgende meerjarenbeeld voor de renterisiconorm:

Tabel 18 Prognose renterisico vaste schuld   (bedragen x € 1.000)

2017

2018

2019

2020

1

Renteherzieningen

0

0

0

0

2

Aflossingen

0

0

0

0

3

Renterisico (1 + 2)

0

0

0

0

4

Renterisiconorm

12.559

11.623

11.497

11.337

5a

Ruimte onder renterisiconorm (4-3)

12.559

11.623

11.497

11.337

5b

Overschrijding renterisiconorm (4-3)

4a

Begrotingstotaal

62.793

58.114

57.487

56.687

4b

percentage regeling

20%

20%

20%

20%

4

Renterisiconorm 2016 (4a x 4b)

12.559

11.623

11.497

11.337

Wet Houdbare overheidsfinanciën
Volgens Europese regelgeving mogen EU-lidstaten een begrotingstekort (EMU-saldo) hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (BBP). In 2013 is de Wet houdbare overheidsfinanciën aangenomen waarmee decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning leveren bij het streven te voldoen aan de Europese begrotingsdoelstellingen. De wet komt er op neer dat het begrotingstekort (lees: de geldschepping) door alle medeoverheden beperkt dient te blijven tot een jaarlijks afnemende afgeleide norm van voor 2016 inmiddels 0,4% van het bruto binnenlands product (bbp). Om hun EMU-saldo te kunnen monitoren zouden voor gemeenten en provincies jaarlijks individuele EMU-referentiewaarden worden gepubliceerd. Voor 2016 heeft dit evenwel niet plaatsgevonden. Eind september is het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen waarin een verdere verlaging van het plafond voor de decentrale overheden tot 0,3% wordt besproken en de referentiewaarden voor 2017 wel/niet zullen worden voorgesteld. Ze kunnen pas 4 weken nadat de minister van Financiën de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd worden vastgesteld.

In deze kabinetsperiode zullen overschrijdingen van de macronorm niet in sancties uitmonden. Dreigt de landelijke macronorm overschreden te worden dan zullen na deze kabinetsperiode maatregelen genomen worden waarbij de individuele referentiewaarden en eventuele overschrijding daarvan als aanknopingspunten dienen. Vooralsnog wordt een overschrijding van die norm evenwel niet voorzien.

In 2015 bedroeg de referentiewaarde voor Wassenaar uitgaande van de oorspronkelijke 0,5%-norm € 2,324 miljoen, voor 2016 is er dus geen referentiewaarde.
Het EMU-saldo voor Wassenaar voor 2017 komt uit op -€ 2,9 miljoen. Het betekent in EMU-termen dat de uitgaven € 2,9 miljoen groter zijn dan de inkomsten.

VNG adviseert gemeenten overigens om niet heel strak te sturen op de EMU-referentiewaarde. Tussen de decentrale overheden worden plussen en minnen ten opzichte van de individuele EMU-referentiewaarde namelijk gesaldeerd en strikte focus op de eigen norm leidt mogelijk tot een onnodig uitstel van investeringen door gemeenten.
De EMU-systematiek werkt daarnaast op een andere manier dan het baten-lastenstelsel dat decentrale overheden hanteren. Investeringen en uitgaven die worden gedekt uit reserves tellen bijvoorbeeld niet mee in de uitkomst in het baten-lastenstelsel, maar tellen wel door in het EMU-saldo. Bij een sluitende begroting kan een gemeente daardoor toch een negatief EMU-saldo hebben.
In plaats van focus op het EMU-saldo kunnen gemeenten beter sturen op de ontwikkeling van de hoogte van de schuld. Als Wassenaar hebben wij aandacht voor de financieringspositie van onze gemeente via de jaarstukken en begroting en de daarin verplicht opgenomen paragrafen Financiering en Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

EMU - saldo
Gemeenten zijn verplicht het EMU - saldo in de begroting op te nemen. Hierna is het voorgeschreven model opgenomen.

Tabel 19 Berekening EMU-saldo (bedragen x € 1.000)

Berekening EMU-saldo

Vraag

2016

2017

2018

Volgens realisatie tot en met juni 2016, aangevuld met raming resterende periode

volgens begroting 2017

volgens meerjaren-raming

+

1

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c)

-10.515

-2.568

-1.452

+

2

Afschrijvingen ten laste van de exploitatie

3.905

2.306

2.305

+

3

Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie

6.371

2.980

2.980

-

4

Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd

4.000

1.927

521

+

5

Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4

860

6

Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa:

+

Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord

0

0

0

-

7

Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan)

0

0

0

8

Baten bouwgrondexploitatie:

+

Baten voor zover transacties niet op exploitatie verantwoord

0

0

0

-

9

Lasten op balanspost Voorzieningen voor zover deze transacties met derden betreffen

1.359

3.696

3.313

-

10

Lasten in verband met transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten

0

0

0

11

Verkoop van effecten:

11a

Gaat u effecten verkopen? (ja/nee)

nee

nee

nee

-

11b

Zo ja wat is bij verkoop de verwachte boekwinst op de exploitatie?

0

0

0

Berekend EMU-saldo

-4.738

-2.905

-1

*aangevuld met raming resterende periode

De met de realisatie gecorrigeerde raming voor 2016 en begroting voor 2017 laten een verruimend effect zien van resp. € 4,7 miljoen en € 2,9 miljoen dat boven de referentiewaarde van 2015 van -€ 2,3 miljoen uitkomt. Indien de voortgang van de jaarrekening over 2017 een vergelijkbare uitkomst te zien geeft en de toegestane geldschepping wordt overschreden, kan het nodig zijn maatregelen te nemen om eventuele sancties te voorkomen.

Van de begrotingscijfers voor 2018 gaat vooralsnog geen verruiming van de geldhoeveelheid uit.

Berekening omslagrente 2017

  1. Externe rentelasten over de lange en korte financiering   €   107.642
  2. Externe rentebaten   €   931.240   -

Totaal door te rekenen externe rente   €   823.598   -

c1.   Rente toe te rekenen aan grondexploitaties   €   0   -
c2.   Rente projectfinanciering toe te rekenen aan taakveld   €   0   -
c3.   Rentebaten van doorverstrekte leningen indien daar
projectfinanciering voor is aangetrokken   €   0   +

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente   €   823.598   -

d1.   Rente over eigen vermogen   €   0   +
d2.   Rente over voorzieningen   €   0   +
Aan taakvelden toe te rekenen rente   €   823.598   -

  1. Werkelijke aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag)   €   0   -
  2. Renteresultaat op het taakveld Treasury   €   823.598   -

Met een negatief toe te rekenen rente is sprake van een omslagrente van 0%. De kapitaallasten bestaan daarmee alleen uit afschrijvingen.

Kasstroomoverzicht (Staat van herkomst en besteding)

x € 1.000

Begroting 2017

Toename:

Stortingen in reserves

3.200

Stortingen in voorzieningen

2.980

Afschrijvingen

2.306

Aflossingen verstrekte geldleningen/deelnemingen

44

Toename drempelbedrag schatkistbankieren

118

Begrotingssaldo

86

totale toename

8.734

Afname:

Netto investeringen

-2.656

afname vaste schulden

-10

Beschikking over reserves

-5.854

Beschikking over voorzieningen

-3.696

totale afname

-12.216

Mutatie liquide middelen/rekening courant met Rijk

-3.482

De hier voorgerekende mutatie van de rekening courant met het Rijk wijkt af van het EMU-saldo voor 2017 omdat bij het EMU-saldo uitgegaan wordt van de begroting 2017. Dit kasstroomoverzicht is gebaseerd op de geprognosticeerde balans zoals eerder gepresenteerd in deze financieringsparagraaf. Daarin wordt al een voorschot genomen op de verwachte realisering van de investeringen aan het eind van 2016.